Stichting Toverbal  

Zie ook:
Foto impressie
Vlöggelen in Ootmarsum

Vlöggelen in Ootmarsum
Een bijzondere paastraditie

'Alleluja, den blijden toon, Alleluja!
Wordt nu gezongen, zoet en schoon, Alleluja!,
Alleluja, Alleluja, Alleluja!

Waar dat ik ben, of waar dat ik ga, Alleluja!.
Mijn ziel die zingt: Alleluja!
Alleluja, Alleluja, Alleluja!'

Als je de paasdagen in het Twentse stadje Ootmarsum hebt doorgebracht blijft dit lied nog dagenlang in je hoofd doorklinken. Ook als je niet voor de paastradities bent gekomen ontkom je er niet aan.

Al vanaf de eerste zondag van de vasten kom je ze in Ootmarsum tegen. Zes jonge poaskearls, gekleed in regenjas en met een hoed op. Zonder op of om te kijken lopen ze door het stadje. Iedere keer op weg naar een ander adres. Ze zijn bezig met de voorbereidingen van de traditionele paasgebruiken. Toestemming vragen om de paaswei te mogen gebruiken, om door cafés en rond stiepels te mogen trekken, de vrachtboeren vragen om met hun paarden de wagens te trekken bij het paashout halen, paasbrieven laten drukken en nog vele andere zaken. De jongemannen hebben het druk en kunnen dan niet aan andere activiteiten deelnemen. Toen Mark Schröder een aantal jaren geleden gevraagd werd om poaskearl te worden, moest hij kiezen tussen voetballen in het eerste elftal van de plaatselijke voetbalvereniging of vier jaar poaskearl worden. Van zijn keuze heeft hij nog steeds geen spijt.

Goede vrijdag

Als wij om kwart over zes arriveren op het plein voor de HH Simon en Judaskerk is het er nog uitgestorven. Vlak naast de hoofdingang van de Rooms Katholieke Kerk staat het door kunstenares Kiny Copinga-Scholten vervaardigde beeld van de acht poaskearls. Langzaam maar zeker komen nieuwsgierige inwoners van Ootmarsum bij elkaar. Hier zullen straks de twee nieuwe poaskearls zich aan het publiek voorstellen. Een paar minuten over zeven komt de eerste jongeman aan. Zijn naam gonst over het plein: Tom Raatgerink. Zeven minuten later komt zijn kompaan er bij staan. Ook zijn naam is snel bekend: Jan Bökkers. Beide bekennen achteraf dat ze toch wel behoorlijk zenuwachtig waren. Vooral het van zeer nabij fotograferen met mobiele telefoontjes werd niet echt gewaardeerd.
Als de eerste bezoekers door de grote deuren de kerk hebben betreden, komen ook de overige zes poaskearls vanuit Stadscafé In de Guldene Crone aangelopen.
Met zijn achten vormen ze een kringetje om een aantal zaken te overleggen. Direct daarna vormen ze een rij.
Dan staan er plotseling zestien poaskearls op een rij. Acht in brons gegoten en acht in levenden lijve. Een indrukwekkend gezicht.
Vlak voor half acht gaan de echte poaskearls als laatste bijna hardlopend achter elkaar de kerk binnen voor het bijwonen van de Kruisweg.
Poaskearl word je niet zomaar. Je moet in Ootmarsum woonachtig zijn. Je moet er geboren zijn, alhoewel geboren in het ziekenhuis van Almelo of Oldenzaal telt ook wel mee. Je moet rooms katholiek zijn. En het allerbelangrijkste is: je moet ongetrouwd zijn en dat ook nog vier jaar blijven. Ieder jaar treden de twee poaskearls met de meeste dienstjaren af. De oudste van die twee heeft dat jaar de geldbuidel, 'n geldbuul' beheerd. Daaraan heeft hij zijn naam 'Judas' te danken.

Stille zaterdag

Het is bijna twaalf uur als stadsomroeper Henny Bodde, gewapend met een grote bel, op de markt arriveert. Hij heeft dan al een ronde door het stadje afgelegd om iedereen uit te nodigen om mee te gaan het paashout te halen. Zijn traditionele uitnodiging luidt: 'Al die d'r met wil goan het poashoalt haaln, möt om één uur op 't Markt wean.' De uitbater van Stadscafé In de Guldene Crone komt hem de even traditionele borrel aanbieden die in dank wordt aanvaard.
Als tegen één uur de eerste vrachtboer met zijn door twee stevige trekpaarden getrokken sleperswagen arriveert, staan er al vele mensen te wachten. De acht poaskearls zijn nu niet in hun traditionele regenjas gekleed, maar dragen allen een blauwe overall. Een paar minuten later komen de andere twee wagens de markt oprijden. De jeugd klimt op de wagens en hier en daar verschijnt een krat bier, een tray cola en wat verder voor de inwendige mens nodig is. Twintig minuten na het vertrek richting Springendal draaien we de Uelserdijk op. Daar wordt een kwartier pauze ingelast. Jan Bökkers en Tom Raatgerink serveren de vrachtboeren een eerste borrel. Een eind verder gaan de twee laatste wagens rechtsaf het bos in.
Alleen de eerste wagen gaat nog een stuk verder naar de Mosbeekweg. De wagen wordt gekeerd en een eerste laag takken en kleine boompjes wordt in de wagen gelegd. Mark Schröder en Niels van Benthem zijn de twee poaskearls die hier als eersten op de wagen staan. Even later krijgen ze hulp van een derde man. Een aantal stevige palen wordt met een bijl aangepunt en langs de zijkant van de wagen geplaatst. Dat vergt tijd en overleg en vooral veel stevige klappen met de achterkant van de bijl. Nadat er nog een aantal stevige takken plat zijn neergelegd gaat er voor de zekerheid nog een dikke ketting om de wagen die alles goed moet vasthouden. Dan laten de drie zien dat ze ervaren oppakkers zijn. Grote takken worden om de palen gelegd waardoor de wagen zijn uiteindelijke breedte en langzamerhand zijn hoogte krijgt. Om half drie is er weer even pauze. Tijd voor een biertje, wat fris, een stuk metworst en voor de rokers een shagje. Alles gaat op zijn dooie akkertje, er is tijd genoeg. De laatste takken moeten wat verder uit het bos komen en iedereen, jong en oud, helpt mee. Iets over drieën vertrekken we, nadat alles netjes is opgeruimd. Op de Uelserdijk wordt gewacht tot men ook de andere twee wagens helemaal heeft opgeladen en om half vier vertrekt men richting de stad.
Twintig minuten later komen we aan bij Hotel Café Oald Oatmöske. De wagens worden opgewacht door een grote groep nieuwsgierigen. Ruim een uur wordt gepauzeerd. De biervoorraad van het café wordt stevig aangesproken en bij een kraam buiten zorgt men met hamburgers en braadworsten dat de hongerige magen goed gevuld kunnen worden. Als we om iets over vijven vertrekken blijft een grasveld vol lege stoelen en lege kratten achter. De acht poaskearls lopen nu vier aan vier achter de laatste wagen en zingen:

'Alleluja den blijden toon, Alleluja!
Wordt nu gezongen, zoet en schoon, Alleluja!
Alleluja, Alleluja, Alleluja!'

Huub Eertman en Ruud Vennegoor met een poasbreef in de hand om er voor te zorgen dat alle twintig coupletten in de goede volgorde worden gezongen.
Tien minuten later staan we al weer stil. Ditmaal bij Café de Grens, zoals de naam al zegt gelegen op de grens van Ootmarsum. Ook hier weer een uur pauze. Volgens zeggen mag het paashout niet voor zonsondergang de stad ingereden worden.
Om kwart over zes wordt er weer vertrokken, vijf minuten later rollen de wagens het centrum van Ootmarsum binnen. De brede wagens passen maar net door de smalle straatjes en de haakse bochten. Ze worden gevolgd door de zingende poaskearls en de overige belangstellenden.

'Dan hoort men zingen voor en na, Alleluja!
Het blijde lied: Alleluja!
Alleluja, Alleluja, Alleluja!'

Op de Poaskaamp treffen we een krikkemikkig marktkraampje aan. Tot de zeventiger jaren werden daar sinaasappels, noten en snoep verkocht. Het kraampje staat er nog steeds, maar geen middenstander waagt zich nog aan de verkoop. Een klein stukje verdwenen folklore.
Rond half zeven komen de acht poaskearls zingend de weide op.

'Wij, die hier op deez' aarde zijn, Alleluja!
Leden van CHRISTUS' lichaam zijn, Alleluja!
Alleluja! Alleluja! Alleluja!'

Zij zorgen ervoor dat het publiek ruim baan maakt voor de drie wagens die luid aangemoedigd en met hoge snelheid om vooral niet vast te komen zitten de paasweide oprijden en naast de al aanwezige stapel hout opgesteld worden. De paarden gaan voor de wagens weg en dan begint het afladen.
De hele dag ging alles rustig en kalm, maar nu moet plotseling alles razendsnel. Fanatiek wordt het hout van de wagens gegooid. De steunpalen worden met vereende krachten verwijderd en na elf minuten is de eerste wagen leeg en wordt onder gejuich aan de kant gezet. De ploeg die de door hen opgeladen wagen als eerste weer leeg wordt door de anderen getrakteerd op een rondje bier. Ruim tien minuten later is ook de laatste wagen leeg. De steunpalen worden opgeruimd en een grote mechanische grijpkraan zorgt voor het optasten van het laatste gemorste hout. Om kwart over zeven is het donker. Bij Café Restaurant Van der Maas drinken we dan nog het rondje bier met de winnende ploeg. Een lange dag zit er op. De maag rammelt!

Eerste paasdag

Om acht uur verzamelt een groot aantal mannen zich in Café Restaurant De Vos. De koffie staat klaar en de Poaskearls zitten aan een eigen tafel te wachten op Ben Morshuis, de voorzanger tijdens de Rondgang om de Weme en het vlöggelen. Om half negen stellen de Poaskearls zich weer vier aan vier op aan het begin van de Grotestraat. Op de derde rij treffen we Ben Morshuis aan. Met zijn stentorstem begint hij de coupletten van de traditionele paasliederen:

'CHRISTUS is opgestanden,
Al van de joden haar handen,
Dus zullen wij allegaar vrolijk zijn,
CHRISTUS zal onze Verlosser zijn, Alleluja! Alleluja!'.

Aan het begin van de Schiltstraat wordt het volgende lied ingezet:

'Alleluja, den blijden toon, Alleluja,
Wordt nu gezongen, zoet en schoon, Alleluja,
Alleluja, Alleluja, Alleluja!'.

Via de Markt, het Kerkplein en de Ganzenmarkt loopt men rond de Weme, het parochiale gebied in het centrum van Ootmarsum. In totaal een drietal rondes. Na de eerste ronde wordt een kwartier gepauzeerd bij Van de Maas om de keel te smeren. Aan het eind van de derde ronde tegen kwart over negen stelt men zich op voor het oude stadhuis.
Daar zingt men beide liederen nog een keer gadegeslagen door vele bezoekers van de Hoogmis. Als het laatste couplet heeft geklonken vormen de poaskearls weer hun kringetje om tegen half tien als laatste achter elkaar de kerk te betreden.
De tekst van het lied 'Christus is opgestanden' zorgde in 1967 voor enige opschudding. Een Amsterdamse advocate had zich geërgerd aan het feit dat de joden de schuld krijgen van de kruisiging. Na veel discussie is de tekst toen gewijzigd en werd het woord joden vervangen door mensen. In de praktijk werd de oude tekst echter gewoon gezongen. Slechts één jaar stond de gewijzigde tekst op de poasbreve, blaadjes met de tekst van de beide liederen die door de poaskearls verkocht worden tegen 'vrije gift'.
's Middags rond kwart over twee trekken de mannen, nu gadegeslagen door vele toeschouwers nogmaals drie maal rond de Weme. Er wordt nu niet gepauzeerd. Na afloop bezoeken velen de Vespers. De poaskearls gaan op weg om hun poasbreve te verkopen.
Tegen kwart voor vijf arriveren de poaskearls 'twee aan twee' bij de oprit naar de Poaskaamp. Cas Eertman en Maarten Damink komen als laatste aan. Zij hebben waarschijnlijk tot het laatste moment poasbreve verkocht. Men verplaatst zich naar de paasbult. Iets over vijven loopt men weer vier aan vier éénmaal rond de houtstapel en vertrekt dan al zingend naar het begin van de Grotestraat. Daar staat het zwart van de mensen. Huub Eertman, de oudste poaskearl krijgt daar van zijn 'moat' Ruud Vennegoor een grote sigaar aangeboden uit een prachtig oud kistje met Souvenir de Canarias erop. Als de sigaar wordt aangestoken blijkt die te lekken. Gelukkig is een reserve sigaar voorhanden en die brandt prima. De oudste poaskearl gaat met de sigaar in de rechterhand voorop, de volgende pakt zijn linkerhand en zo vormt men achter elkaar een lange rij. De poaskearls lopen over de volle breedte van de straat. Voorzanger Ben Morshuis sluit zich bij hen aan en daarna vormt zich een lange rij die aan de linkerkant van de straat de poaskearls volgt. Aangezien het lastig is om de paasbrief vast te houden als je beide handen vast hebt, doet men die vaak onder de kraag van de jas van de voorganger.

'Gij Prinsen, gij helse soorten,
Doet open de muren en de poorten,
Uwen roof, die werd u nu onthaald,
CHRISTUS heeft al onze schulden betaald, Alleluja!'

Men loopt niet alleen op straat, maar trekt hier en daar rond de stiepels, van oorsprong de losse middenstijl van de oude boerderijdeuren. Bij het onderwijsmuseum Educatorium en de bibliotheek vinden we die oude palen nog.
Elders is het vaak een losse paal die tijdelijk in de opening van een garagedeur is geplaatst. Ook trekt men door een aantal cafés waar op het schap negen biertjes en negen borrels klaarstaan voor poaskearls en voorzanger. De drank wordt in 'n gaank (al lopend) genuttigd. Wanneer men het café aan de andere zijde verlaten heeft, wordt er door Morshuis weer een nieuw lied ingezet. Afwisselend 'Christus is opgestanden' en 'Alleluja, den blijden toon'. Er wordt gezegd dat de regel: 'Doet open de muren en de poorten' ten grondslag ligt aan het vlöggelen rond de stiepels en door de cafés.
Als laatste trekt men door Stadscafé In de Guldene Crone om dan op de Markt uit te komen. Daar trekt men dan in spiraalvorm net zolang rond het plein tot alle deelnemers aan het vlöggelen zijn gearriveerd. De poaskearls stellen zich in het midden in een kringetje op. Voor zich een jong kind. De beide liederen worden nog éénmaal gezongen en tot slot worden de kinderen onder hoerageroep opgetild. De deelnemers gaan naar huis voor de paasmaaltijd en de poaskearls doen hun best om nog meer poasbreve te verkopen.
Tegen kwart over acht 's avonds komen steeds meer nieuwsgierigen naar de Poaskaamp. Het zijn nu voornamelijk de inwoners van Ootmarsum die hun vuur willen zien branden. De twee jongste poaskearls moeten gekleed in overal en groen legerjack voor zorgen dat het vuur brandt. >Er worden wat droge takken tussen het overige nog natte hout gestoken en een baal stro wordtuit elkaar geplukt en langs de rand van de paasbult verdeeld. Huub Eertman en Ruud Vennegoor, de oudste poaskearls steken dan een bosje stro aan en leggen dit tussen het overige stro. Om de boel goed te laten branden gaat er dan nog een behoorlijke hoeveelheid petroleum over. De takkenbossen, het stro en de petroleum worden traditioneel door een aantal vaste families uit Ootmarsum geleverd. De poaskearls zorgen er voor dat de overmoedige jeugd wat achteruit gedrongen wordt en dan worden de paasliederen nogmaals gezongen. Aangezien een lekker aanwakkerend windje het laat afweten en het hout nogal nat is wil het vuur in het begin niet zo best branden. Na wat extra petroleum wordt het toch nog een mooi vuur en gaat iedereen tegen half tien voldaan naar huis.

Tweede paasdag

Op deze dag herhaalt men vrijwel alles wat er op eerste paasdag heeft plaatsgevonden. Toch zijn er een aantal wijzigingen. Allereerst zijn de twee oudste poaskearls naar de achterste rij verhuisd. Links vooraan lopen nu hun opvolgers: Mark Schröder en Niels van Benthem. Tijdens de eerste rondgang 's middags wordt het 'Alleluja, den blijden toon' op een afwijkende melodie en met een iets afwijkende tekst gezongen:

'Alleluja, den blijden toon,
Wordt nu gezongen zoet en schoon,
Surrexida, Alleluja,
Alleluja, Alleluja!'

Men zingt sneller en in een bijna huppelende 6/8 maat. Dit lied klinkt slechts één keer. Ondanks het feit dat het regent, loopt nog steeds een grote groep tijdens deze rondgang mee.
Het vlöggelen begint een half uur later dan op eerste paasdag. Men begint met een rondje om het uitgebrande paasvuur. Op de hoek van de Grotestraat zijn er slechts weinig belangstellenden die getuige zijn van het aansteken van de sigaar. Niels van Benthem probeert wat onwennig het sigarenkistje te openen. Ruud Vennegoor assisteert hem er bij. Als de sigaar brandt plaatst een trotse Mark Schröder zich aan de kop van de stoet en voorzanger Ben Morshuis zet het 'CHRISTUS is opgestanden' in. Het publiek schuilt weg onder de paraplu. Alleen zij die meelopen, trekken zich weinig van de regen aan.

'En opgewekt is onze schâ, Alleluja!
Dus zingen wij: Alleluja! Alleluja!
Alleluja! Alleluja! Alleluja!'

Wanneer de groep uiteindelijk op de Markt arriveert, blijken er toch vele deelnemers onderweg afgehaakt te zijn. Midden op de markt staan de poaskearls in hun kringetje met om zich heen slecht een kleine groep belangstellenden onder een cirkel van paraplu's.

'Verblijdt U gij Christ'nen algemeijne,
Met MARIA, die zuivere Fonteijne,
De koopmanschap, die JUDAS heeft gedaan,
Die is er ons allen zo welle vergaan, Alleluja!'

De zang eindigt met het laatste couplet:

'Hem danken wij voor Zijn genâ, Alleluja!
Met dezen zang: Alleluja! Alleluja!
Alleluja! Alleluja! Alleluja!'

Daarna worden de kinderen opgetild en vertrekt iedereen naar huis of het café.
De poaskearls hebben 's avonds nog een feestje met een aantal genodigden.

Pasen voorbij

De dinsdag na Pasen gebeurt er niets meer. Nou ja, er moet worden opgeruimd en er moet worden afgerekend. Maar dat gaat al weer in overall of het gewone pak.
Voor de twee oudste poaskearls zit het er dan na vier jaar op. Waarschijnlijk kijken ze dan net als vele andere oud-poaskearls met weemoed terug naar de afgelopen vier jaar.
Wie ooit mocht besluiten om het vlöggelen mee te maken, moet niet vergeten tijdig een poasbreef te kopen en maak dan vooral van de 'vrije gift' een 'grote gift'. De poaskearls zullen u dankbaar zijn.

Zie ook:  Foto impressie Vlöggelen in Ootmarsum
  Vlöggelen, een oud paasgebruik in Ootmarsum


© Stichting Toverbal