Stichting Toverbal

De Nachtwacht van Ootmarsum
Twaalf uur heit de klok

Elk jaar wordt in Ootmarsum het nieuwe jaar met veel symboliek verwelkomd. Veel inwoners van Ootmarsum begeven zich een paar minuten vóór middernacht naar het marktplein bij de kerk. Op deze plek geeft Ben Morshuis met zijn ratel het magische uur aan: ‘Twaalf uur heit de klok’.

Wanneer wij iets over half twaalf op het marktplein van de stad Ootmarsum aankomen, is het er volledig uitgestorven. De diverse horecagelegenheden zijn in het donker gehuld. Hier en daar brandt een kaarsje op een bar of een tafeltje. Nog even snel een kopje koffie drinken zit er niet in. We lopen een rondje rond de kerk en door wat winkelstraten. En dan plotseling om tien voor twaalf schieten de vuurpijlen vanaf het plein hoog de lucht in en draait er op straat wat siervuurwerk. Al jaren wordt dit geregeld door de familie Stroot. Vijf minuten later klinkt een wat mager applaus en keert de stilte terug. Vlak voor middernacht betreedt Nachtwacht Ben Morshuis het plein. Van alle kanten stroomt het voornamelijk Ootmarsumse publiek het plein op. Het wordt er vol. Al tijdens de twaalf slagen van de kerkklok draait hij met zijn ratel en roept: ‘Twaalf uur heit de klok’. De omstanders antwoorden: ‘De klok heit twaalf’. Direct daarna zet hij bijgestaan door het voltallige publiek het traditionele lied ‘Komt, burgers, komt’ in:

Komt, burgers, komt nu allen terstond
Het nieuwe jaar intreden.
En ‘k wensch op dezen vasten grond
Veel heil, geluk en zegen.
Het oude jaar, dat is verdweên,
Het nieuwe zijn wij weer ingetreên.

Verheugt u, burgers, in uw lot,
Wilt Hem, den Here, prijzen.
Knielt neder voor den Groten God,
Wilt hem al eer bewijzen.
De nachtwacht wenst u met elkaar,
Veel heil en zegen in het nieuwe jaar.

Ik wens aan iedere stadsgenoot
Veel heil, geluk en zegen.
En ook aan elk zijn dagelijks brood,
Hem van den Heer gegeven.
En dat wens ik in deze stad,
Aan elke burger van ganser hart.

Na het zingen wenst iedereen elkaar: ‘Völ heil en zèègn’.

Grootvader was Nachtwacht

Grootvader G.C. Morshuis was aan het begin van de vorige eeuw de Ootmarsumse Nachtwacht. Hij stak de lantaarns aan, sloot beide stadspoorten, hield de smalle straatjes in de gaten en als hij ’s morgens vroeg de lantaarns weer uit moest doen, kon hij ook nog wel wat mensen wekken. Tot 1917 was dat zijn ‘nachtelijk’ werk. Overdag werkte hij op de steenfabriek op de Kuiperberg. Ook had hij nog een kleine boerderij met wat vee.

In dat jaar besloot het gemeentebestuur uit bezuiniging de functie af te schaffen. Raadslid Oosterwijk stelde voor dat het oude gebruik van de rondgang van de Nachtwacht van ‘oald op ni’j’ wel gehandhaafd moest blijven. Unaniem werd dit voorstel aangenomen en in de gemeentebegroting van Ootmarsum werd een speciale post opgenomen voor de functie van Nachtwacht. Na de gemeentelijke herindeling staat er nog steeds een luttel bedrag op de begroting van de nieuwe gemeente Dinkelland.

In 1921 werd hij opgevolgd door zijn zoon G.B.J. Morshuis. De ongetrouwde Gerrit Morshuis woonde bij zijn broer en schoonzuster in. Op oudejaarsavond werden de kinderen naar bed gestuurd en zaten de drie volwassenen in de woonkamer. Gerrit Morshuis was meestal al voor de warme kachel in slaap gevallen en als hij dan door zijn schoonzuster werd wakker gemaakt, vroeg ‘Oom Gait’ steevast: ‘Woar is oonz’ jong’ en dan werd de jonge Bennie Morshuis ook wakker gemaakt en zo ging als jongetje van zeven jaar aan de hand van oom Gait mee op de ronde door de stad. Op die manier leerde hij al jong die traditionele ronde en de tekst kennen. Toen zijn oom een keer wegens ziekte verhinderd was, verving hij op zeventienjarige leeftijd zijn oom voor één keer. Nadat oom Gait in het voorjaar van 1970 was overleden, nam zijn neef B.G.J. Morshuis vrijwel als vanzelf de taak over.

Oudejaarsavond

Op oudejaarsavond blijven Miny en Ben Morshuis thuis. De ratel is klaargezet in de hal. Er wordt wat televisie gekeken of gelezen en een borreltje gedronken. Tot half twaalf is het een oudejaarsavond zoals in vele Nederlandse gezinnen. Tegen die tijd kijkt Ben Morshuis wat vaker op zijn horloge. En even later loopt de Nachtwacht samen met zijn vrouw naar het Kerkplein, begroet wat vaste vrienden en bekenden en om twee minuten voor twaalf loopt hij naar het midden van de Markt en wacht daar op het slaan van de torenklok.

Nadat voor de eerste keer het ‘Komt, burgers, komt’ heeft geklonken gaat men samen met de Nachtwacht op pad. Men trekt langs de twaalf overige plaatsen waar vroeger de stadslantaarns stonden. Meestal is de logica van die plaatsen niet te herkennen. De twee stadspoorten zijn verdwenen. De Joodse synagoge staat er niet meer. De voormalige burgemeesterswoning, het Cramerhuis is nog wel in volle glorie te herkennen en natuurlijk stopt men ook bij de woning aan de Ganzenmarkt waar vroeger de Nachtwacht woonde en Ben Morshuis is geboren.

Iedere keer weer klinkt de ratel en wordt er gezongen. De ratel die Morshuis laat klinken is, nadat de oorspronkelijke ratel bij het afbranden van de woning van de familie Morshuis aan de Ganzenmarkt in 1932 verloren was gegaan, geschonken door de heer A.C. Meyling, Twents folklorist in hart en nieren. Op die ratel is een mooi koperen plaatje bevestigd met de tekst:

‘OPGEDRAGEN AAN DEN NACHTWAKER van ÉÉNEN NACHT TE OOTMARSUM.
HET OUD GEBRUIK TER EER.
SILVESTERAVOND. 1935
A.C. MEYLING’

De groep omstanders wordt vooral in het begin snel groter. Steeds weer klinkt de wens: ‘Völ heil en zèègn’. Sommige inwoners die niet zo goed ter been meer zijn staan ‘in ’n deurgaank’ (de deuropening van hun huis) en nemen daar de goede wensen in ontvangst.
 
De rondgang door de stad eindigt tegen één uur ’s morgens bij het monument met de twee leeuwen en het stadswapen van Ootmarsum op het plein voor de HH Simon en Judaskerk. Nadat het ‘Komt, burgers, komt’ voor de laatste keer heeft geklonken, wordt een wat benauwd kijkende Ben Morshuis, gezeten op een leunstoel onder hoerageroep door een aantal sterke mannen de lucht in getild. De Nachtwacht heeft zijn werk weer gedaan. De stoel verdwijnt naar huize Tenniglo. Daar drinkt de familie Morshuis met een aantal vrienden nog één of twee borreltjes.
Zo plotseling als het overige publiek tegen twaalf uur verscheen, zo snel is het ook nu weer verdwenen.

Als ik in de auto stap, besef ik dat ik hier in Ootmarsum meer vrienden, bekenden maar ook volledig onbekenden een goed en gezegend Nieuwjaar heb toegewenst dan ik ooit eerder heb gedaan. Een goed gevoel.

Dit artikel is eerder verschenen in het tijdschrift Traditie,
een uitgave van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur.
Jaargang 13, nummer 4
Winter 2007



© Stichting Toverbal