Stichting Toverbal

Volksdans in de Provence

Tradities in beweging

Marco Bos

De Provence, in het zuid-oosten van Frankrijk omvat een gebied ongeveer zo groot als Nederland, dat in het westen begrensd wordt door de Rhône en in het zuiden door de Middellandse Zee.
In het noorden en oosten zijn de grenzen minder duidelijk: hier is zowel geografisch als kultureel sprake van een geleidelijke overgang naar de Alpen. Puristen in Frankrijk rekenen het achterland van Nice niet tot de Provence; bewoners van het westelijk deel van Piemonte (Italië!) noemen hun streek daarentegen 'Provenço Alpenco'...

Provence, Occitanië, Frankrijk

Dwars door Frankrijk loopt iets ten zuiden van de Loire een onzichtbare grens van West naar Oost die het land in tweeën deelt: het Noorden en het Zuiden.
In de vroege Middeleeuwen was dit al een soort taalgrens tussen twee dialektgroepen die zich beide uit het volks-latijn hadden ontwikkeld: de 'langue d'oïl' in het Noorden, en de 'langue d'oc' in het Zuiden ('oïl' en 'oc' zijn respektievelijk de noordelijke en zuidelijke vorm voor 'ja', waaraan de talen hun naam ontleenden). De langue d'oc, die dichter bij het latijn staat dan haar noordelijke buur, is verwant aan het Catalaans en was de taal van de troubadours die van de 11e tot de 13e eeuw de westeuropese literatuur en muziek in belangrijke mate bepaald hebben.
Vanaf de 14e eeuw is het echter het noorden dat steeds belangrijker wordt. Uit de langue d' oïl ontwikkelde zich het Frans en 'Frankrijk' krijgt een politiek overwicht over 'Occitanië'. De Provence verliest in 1486 haar onafhankelijkheid. Wel behoudt het gebied bepaalde privileges zoals een eigen parlement, maar in de praktijk stelt dit steeds minder voor! In werkelijkheid is het Parijs dat de dienst uitmaakt, en het Occitaans degradeert langzaam maar zeker van europese kultuurtaal tot onbetekenend dialekt. Tijdens de Franse Revolutie wordt het Provençaalse parlement afgeschaft. De Provence wordt een vergeten uithoek van Frankrijk en Aix, de vroegere hoofdstad, wordt in de 19e eeuw 'la belle endormie' (de schone slaapster) genoemd. De havenstad Marseille daarentegen kende in de 19e eeuw een grote bloeiperiode door de verovering van Algerije in 1830.
Maar Marseille, met zijn al eeuwenlang zeer internationale, mediterrane bevolking vormt een soort mikro-kosmos, een wereld op zichzelf, los van de Provence, al maakt ze daar geografisch deel van uit.

Het Mistralisme

Fréderic Mistral 1830-1914

Het 19e eeuwse nationalisme heeft ook de Provence niet onberoerd gelaten en Fréderic Mistral (1830-1914) is er de belangrijkste exponent van. Hij richtte in 1854 de literaire Félibrige beweging op, die zich inzette voor een herwaardering van het Provençaals (d.w.z. de Provençaalse variant van het Occitaans, de langue d'oc) als kultuurtaal. Er werd een uniforme spelling voor de taal vastgesteld, er verscheen voor het eerst een Provençaals woordenboek en als Provençaal in hart en nieren droeg Fréderic Mistral ook de folklore van zijn streek een warm hart toe. Toen hij in 1904 de Nobelprijs voor literatuur kreeg besteedde hij dit geld voor de oprichting van een ethnografisch museum in Arles.
Hij gaf de Provençalen een gevoel van eigenwaarde terug en wordt nog steeds door velen geëerd als een soort 'Vader de Vaderlands'.
Fréderic Mistral kwam uit de Rhônevallei en het is vooral daar, in de 'Provence Rhodanienne' (omgeving van Arles) en in de Basse-Provence (Aix, Marseille, Toulon) dat het Mistralisme een invloed op de folklore, inklusief de dans, heeft gehad die anno 1987 nog steeds merkbaar is in een vorm van purisme die de werkelijkheid wel eens uit het oog verliest.

Scottisch, polka en andere 19e eeuwse partnerdansen zal men daar bij de folkloristische groepen tevergeefs zoeken, al is bekend dat er Provençaalse varianten van bestaan hebben. Enige uitzondering vormt de mazurka, die we bij de folkloristische groepen in talloze choreografische bewerkingen aantreffen, omdat 19e eeuwse Félibrige dichters Provençaalse teksten op mazurka-melodieën hebben gemaakt! En als muzikale begeleiding wordt bij deze groepen uitsluitend de kombinatie 'galoubet-tambourin' (éénhandsfluit en snarentrom) gebruikt. Andere traditionele instrumenten als draailier, viool en klarinet, waarvan bekend is dat ze in de Provence veel gebruikt werden, worden door de folkloristische groepen niet erkend, omdat ze niet authentiek-provençaals zouden zijn. De folkloristische groepen geven dus een vertekend beeld van de streek-eigen traditie, die rijker geschakeerd was (en minder uniek) dan zij ons willen doen geloven.
Desondanks is wat in het folkloristische repertoire overblijft alleszins de moeite waard en vanuit zowel danstechnisch als historisch oogpunt zéér interessant.

De militaire traditie

Dansles in het Franse leger (1853)

De parade-paardjes van de folkloristische groepen in de Basse-Provence zijn wat ze daar noemen 'de dansen van de militaire traditie' die overigens geen militairistisch karakter hebben. Danstechnisch zijn ze zeer gekompliceerd. Eén en ander vindt indirekt zijn oorsprong in de Franse Revolutie. Tijdens het 'Ancien Régime' (vóór 1789) was ballet een dansvorm voor de aristokratie die er in theaters en aan het hof van genoot. Tevens kregen jongens uit de gegoede stand bij de officiersopleidingen in het leger op klassieke leest geschoolde dansles, bij wijze van lichamelijke oefening. De Franse Revolutie bracht verandering in deze situatie.
Voortaan moest iedereen in het leger, tot de laagste rangen toe, in de gelegenheid gesteld worden (klassieke) danslessen te volgen. Aangezien hof en adel letterlijk en figuurlijk uitgeschakeld waren, was er een klasse van werkloze ex-balletdansers ontstaan die nu voor een deel werk vonden als dansmeester bij het leger. Zo kregen gewone volksjongens uit de eerste hand balletpassen aangeleerd. De meest getalenteerde soldaten werden later zelf dansmeester in het leger. Deze situatie heeft de hele 19e eeuw voortgeduurd. Via afgezwaaide soldaten drongen zodoende klassieke balletinvloeden in al dan niet verbasterde vorm tot het platteland door. Toen aan het eind van de 19e eeuw de klad kwam in het militaire dansonderwijs richtten de werkeloze ex-dansmeesters van het leger in de provincie gymnastiek- annex dansscholen op, in heel Frankrijk, van Frans-Vlaanderen tot Catalonië.
Het is niet duidelijk waarom deze scholen vooral in de zuidelijke provincies een blijvende invloed hebben gehad. Mogelijk omdat het ballet ten dele gebaseerd zou zijn op oudere Zuidfranse dansstijlen. Mogelijk omdat de mediterrane Fransman individualistischer zou zijn dan bijvoorbeeld de Breton en daardoor meer geneigd tot een nogal solistisch repertoire als het militaire. Hoe dan ook, in de Provence is men het militaire repertoire als een eigen traditie gaan ervaren, het is folklore geworden. Opmerkelijk is dat dit repertoire uitsluitend mondeling is overgeleverd. Pas sinds ± 1950 worden serieuze pogingen ondernomen het op papier te zetten.

Een karakterisitek voorbeeld van deze stijl is 'le Ballet Grèc', een dans die het duidelijkst de herinnering aan de 19e eeuwse kazernes heeft bewaard: twee rijen dansers staan tegenover elkaar. Aan de kop, tussen de rijen in, een solodanser. Deze doet telkens twee passenkombinaties voor, die daarna door de rijen herhaald worden.
Terugkerend element is de 'Pas Grèc' (ook wel 'Tombé Grèc' genoemd) waaraan de dans haar naam ontleent. De legende wil dat deze pas zou zijn overgenomen van Griekse matrozen, die deze pas in de havens zouden hebben uitgevoerd naar de vier windrichtingen, teneinde de vier winden gunstig te stemmen alvorens scheep te gaan. Ook dit gegeven van de vier windrichtingen vinden we in 'le Ballet Grèc' terug. De dans bevat verder allerlei bekende passen uit het militaire repertoire, zoals 'pas de Basque', 'pas de Zephir', 'pas Français' en 'entrechat'. Passen uit deze stijl zijn ook opgenomen in de dans die geldt als hét symbool van de Provence: de Farandole.
Al meer dan een eeuw worden er farandole-concoursen georganiseerd. Iedere groep bedenkt op grond van het uitgebreide passenmateriaal telkens nieuwe passenkombinaties en choreografieën. In de loop der jaren zijn stijlverschillen ontstaan, zodat nu bijvooreeld onder 'pas Français' in de ene plaats iets anders wordt verstaan dan in de andere. Er is dus in alle opzichten sprake van een levende traditie, die zich ontwikkeld heeft uit het 17e en 18e eeuwse ballet, maar daar inmiddels volkomen los van is komen te staan; die niets te maken heeft met het romantische ballet uit de 19e eeuw; en die in de afgelopen eeuw werkelijk karakteristiek is geworden voor de Provence (en het aangrenzende Bas-Langue-doc, aan de overkant van de Rhône).

Wel werd en wordt deze dansvorm altijd in verenigingsverband beoefend: zij is dermate gekompliceerd dat het je niet zomaar op een zondagmiddag op het dorpsplein 'oppikt'. Een interessante paradox is dat de dansen uit de militaire traditie, die dus per definitie mannendansen waren, thans bij de dansgroepen, wegens een mannentekort, vaak overwegend of zelfs uitsluitend door vrouwen worden gedanst!
 

De Balèti beweging

Farandole populaire, Arles 1983

De folk-music revivalbeweging van de 70-er jaren heeft onder andere invloed gehad op een 'hernieuwd' kultureel regionalisme. Occitanië, inklusief de Provence is wat dat betreft geen uitzondering.
Menigeen werd zich bewust van zijn Provençaalse en/of Occitaanse identiteit en wilde daar uiting aan geven. Naar analogie met het Franse 'Bal-Folk' ontstond het Occitaanse 'Balèti' (niet te verwarren met ballet, het is zo ongeveer het tegenovergestelde!). De ontwikkeling lijkt op die van de Hongaarse 'Tancház'-beweging. Doel was de dans als kollektieve identiteitsbeleving, van en voor iedereen. Geen 'kijk-dans' maar 'doe-dans'. Een individualistisch en specialistisch repertoire als dat van de militaire traditie viel dus ogenblikkelijk af. Daarentegen werden allerlei dansen die de folkloristische groepen of nooit erkend hadden óf bewerkt tot theaterchoreografieën, in hun oorspronkelijke vorm boven tafel gehaald. De laatste jaren is wat dat betreft baanbrekend veldwerk verricht door Lucienne Porte-Marrou uit Avignon. Het Balèti-repertoire beperkt zich niet tot de eigen streek, maar wil het gehele 'uitgebreide' Occitaanse gebied bestrijken. In de Provence danst men tijdens een balèti bijvoorbeeld:

- Farandole 'populaire'

  (Provence ontdaan van akademische passen)

- Scottisch

  (Provençaalse varianten)

- Mazurka

  (Provençaalse variant)

- Polka

  (Provençaalse varianten)

- Rondeaux

  (uit Gascogne)

- Bourrées

  (uit Auvergne en Rouergue)

- Contradanca

  (uit Piemonte, Italië)

- Corente

  (uit Piemonte, Italië)

- Quadrilles

  (Haut-Provence)

- Rigaudon

  (Zuidelijke Alpen)

Met andere woorden: er worden sinds een jaar of tien bijvoorbeeld bourrées en rondeaux gedanst in streken waar die vroeger nooit bekend zijn geweest, met nieuwe 'streekeigen' aanpassingen, c.q. verbasteringen. De toekomst zal leren of dit een tijdelijke mode-gril is, of het begin van een nieuwe traditie.



© Stichting Toverbal